zondag, januari 18, 2009

SP.a: het failliet van de imagopolitiek

De afgelopen week kwam het binnen de SP.a tot zware botsingen tussen oude en nieuwe kopstukken. De partij sukkelt in de peilingen op of onder de 15% (achter nieuwkomer Lijst Dedecker met 16%) en de zogenaamde oppositie in het federale parlement is een erg mager beestje. De van bovenaf georganiseerde "verbreding" met Bert Anciaux en andere ex-Spiritisten wordt bij een deel van de partij op gegrom onthaald. Gevolg: bitsige opmerkingen over partijvoorzitster Caroline Gennez vanwege oudgediende Louis Tobback, en hier en daar partijkaarten die worden verscheurd. Crisissfeer bij de SP.a.

Aanleiding voor de spanningen binnen de partij was de overstap van Anciaux en de zijnen naar de SP.a. Anciaux maakte steeds duidelijk dat hijzelf geen "socialist" is, wat een gebaar vanwege de SP.a-top noodzakelijk maakte om deze "stemmentrekker" binnen te halen zonder dat Anciaux zelf te diep onder de lat doormoest. Blijkbaar was het partijbureau van plan om daarvoor de invulling van de partijnaam op het spel te zetten. SP.a zou dan "Socialisten en Progressieven Anders" worden. Anciaux pikte die suggestie iets te gretig op, zonder dat de SP.a zelf daar al extern over had gecommuniceerd. Gevolg: een oudere generatie van kopstukken - Tobback, Willockx en zelfs de gewezen NAVO-baas Willy Claes - grijpt de klungelige communicatie aan om het gebrek aan "partijdemocratie" in de verf te zetten en te suggereren dat de nieuwe leiding er niets van bakt.

De kritiek van deze oudgedienden is redelijk hypocriet. Tobback maakte er als partijvoorzitter een gewoonte van om interne kritiek niet met argumenten, maar met gebulder en persoonlijke verdachtmakingen te counteren. Zijn oprispingen hebben weinig met een gehechtheid aan partijdemocratie te maken. Tobback komt wel voort uit een generatie die de SP.a nog als "burgerlijke arbeiderspartij" heeft gekend. Met een prokapitalistische top gericht op het parlement en de postjes, maar met een basis waaronder velen nog wel vasthielden aan een strijdbare socialistische opstelling. Een generatie van SP.a-kopstukken die beseft dat je af en toe rekening moet houden met de basis, de gewone partijleden, in de manier waarop je de zaken presenteert.

De huidige SP.a-top, groot geworden na de jaren '80, bestaat uit neoliberale yuppies die de SP.a altijd als een optelsom van carrièreambities hebben beschouwd en gekend. Als een volledig verburgerlijkte partij, waar de meeste arbeiders in de jaren '90 zijn weggegaan. Wat overbleef was een oudere laag die enkel op basis van de herinneringen uit het verleden lid bleef en een nieuwe groep van kleinburgers, de ene al wat arroganter dan de andere, die de SP.a als vehikel voor de eigen carrière zag.

De impasse van de afgelopen week is volledig op het conto te schrijven van hoe deze generatie van "communicatie- of imagostrategen" de politiek, en een politieke partij, ziet. Politiek is niet meer het gezamenlijk uitdenken van een politiek programma en strategie, om die vervolgens na een democratische discussie en stemming, in de praktijk om te zetten. Dat programma is, met enkele nuanceverschillen, hetzelfde bij alle traditionele partijen: een neoliberale besparingspolitiek op de kap van de bevolking. Ideologie was naar verluidt vervelend geworden, na de val van het stalinisme, en enkel via strategisch gelanceerde "ideetjes" kon je de aandacht van de kiezer nog grijpen. Steve Stevaert was daar een kei in: ook in het zelf voorspellen wanneer je best met dit soort oppervlakkige neppolitiek stopt, om je terug te trekken in lucratieve posten als de beheerraad van Ethias of het provinciegouverneurschap van Limburg. Zijn broodje was gebakken - jammer genoeg niet dat van de meeste van zijn kiezers, zoals de huidige kredietcrisis getuigt, of zelfs dat van zijn partij.

Door die neoliberale eenheidsworst is de "vorm, het imago, de communicatie" bij de meeste partijen komen bovendrijven en zelfs dominant geworden. Communicatiespecialisten namen de plaats in van discussie met de partijleden in de afdelingen. Wie maalde er om de uitbouw van een actieve partijbasis als het enkel ging om scoren in de media, en de beschikbare postjes en plaatsen op de lijsten vanzelfsprekend beperkt waren. Het programma bepaalt de organisatievormen en -methoden en niet omgekeerd. Als het programma - in essentie neoliberale afbraak - enkel ten goede komt aan een kleine minderheid van de bevolking wordt interne partijdemocratie een overbodige luxe. Volgens de communicatiestrategen is het zelfs vervelend: je loopt het risico op dissidentie, en tegengestelde opinies. En dus "onduidelijke communicatie" naar de media toe! Binnen een revolutionaire partij als LSP worden politieke meningsverschillen intern uitbediscussieerd door het confronteren van de verschillende argumenten, om vervolgens na democratische stemming de weg vooruit vast te leggen, en na verloop van tijd de evaluatie te maken of dit effectief de juiste keuze was. Voor burgerlijke kiesmachines als de SP.a is zelfs de schijn van interne onenigheid er teveel aan. Zeker als niet politieke principes en de belangen van de meerderheid van de bevolking, maar de eigen carrièreplanning en de postjes centraal staan.

Een partijnaam als "SP.a" is dan niet meer de uitdrukking van een oriëntatie, richtinggevend voor een politiek programma of strategie. Het is een etiket dat je, afhankelijk van waar de electorale wind waait, kan vervangen en aanpassen. Soms, als het "te oubollig" begint te klinken, frutsel je er wat aan, door er bijvoorbeeld "anders" achter te gooien (Socialistische Partij Anders). Zoals de betere chipsfabrikant ook zijn producten af en toe van een andere "look" zal voorzien, om de nieuwigheid erin te houden. De hele idee dat je een partijnaam even snel verandert om een nieuwkomer als Anciaux aan boord te hijsen, kan enkel ontspruiten aan de meest bureaucratische en oppervlakkige der geesten: het partijbureau van de SP.a. Blij dat ze nu een partijapparaat hadden dat willoos de marsbevelen volgde, zonder arbeiders of strijdbare vakbondsmilitanten die vervelende vragen durven te stellen. Maar dat was dan gerekend zonder een deel van het partijapparaat zelf, dat die extreme top-down benadering - blijkens ook de voorzittersverkiezingen vorig jaar - veel minder ziet zitten, zeker nu de stemmenresultaten niet meer volgen.

Het is ironisch dat de oppositie vandaag niet komt van een openlijk linkse arbeidersvleugel, maar van een oude krokodil als Tobback of een vrij geïsoleerd figuur als Eric De Bruyn. Deze laatste wil in een interview met Knack de "vrije markt" beter laten werken door de invoering van een "overheidsbank". Bij gebrek aan een arbeidersbasis is De Bruyn blijkbaar zeer verregaand bereid om zijn standpunten aan te passen aan de, vandaag, hoofdzakelijk kleinburgerlijke basis van de SP.a. Het is nogal bizar als het de taak van marxisten wordt om een reformistische vleugel uit te vinden waar die niet bestaat, of de kritieken van een deel van de misnoegde bureaucratie te gaan vertolken. Waarom gebruikt De Bruyn zijn huidige positie, hoofdzakelijk in de media, niet om een conferentie te lanceren voor iedereen die buiten de SP.a en de PS aan een echt arbeidersalternatief wil werken? Met eventueel nog mensen van binnen de SP.a maar vooral met de veel bredere groep van arbeiders en jongeren die voor een links alternatief al lang niet meer uitkijken naar SP.a of Groen, om de strijd tegen jobverliezen, dalende koopkracht en het kapitalisme zelf aan te gaan.

In de discussie over de naam heeft het partijbureau van de SP.a er zich vanaf gemaakt met een kunstgreep: enkel de baseline onder de partijnaam zou veranderen, in "Socialisten en Progressieven Anders". De partijnaam zelf blijft naar verluidt dezelfde. Maar een congres laten beslissen over de koers en oriëntatie van de partij nu die in zo'n diep dal zit: dat zat er niet in. Als er al zo flagrant over de gevoeligheden van "de basis" kan worden gewalst, zonder een noemenswaardige revolte van de rangen van de SP.a, dan lijkt het jammer genoeg wel erg moeilijk om binnen die partij nog een politiek ten gunste van de arbeidersklasse te gaan bepleiten.


(pd)